Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [105]Hij zeide aldus: Het vierde dier zal [106]het vierde rijk op aarde zijn, [107]dat verscheiden zal zijn van al die rijken, en het zal [108]de ganse aarde opeten, en het zal dezelve [109]vertreden, en het zal ze verbrijzelen. 105. Te weten de engel, dien ik gebeden had dat hij mij die gezichten wilde verklaren, vs.16. 106. Zie boven vs.7. 107. Zie boven vs.7. 108. Dat is, het voornaamste deel der koninkrijken, verstaande dit van het Romeinse rijk. Anders: het ganse land; te weten het ganse Joodse land, duidende dit op de Seleuciden. Vergelijk vs.21,25, en versta hier door het land, of de aarde, de inwoners, die verslonden en als opgegeten zouden worden. 109. Of, dorsen.